Zending versus ontwikkelingshulp
Onlangs schreef Martin Visser, Zendeling voor OMF onderstaand artikel getiteld: ‘Holistisch of halvistisch?’en gaat over het verschil tussen de termen ‘ontwikkelingshulp’ en ‘zending’. GAiN wil beide elementen binden en gebruikt ontwikkelingshulp om waar mogelijk over Jezus te vertellen. Dat gebeurt bij rampgebieden zoals de Filippijnen, bij het Water for Life programma en waar mogelijk bij de afdeling logistiek. In onze pay off staat: GAiN (…) die (nood)hulp en evangelisatie combineert.
GAiN doneert goederen aan ‘veldpartner’ (plaatselijke stichtingen in het buitenland) met een christelijke identiteit. Hierbij zijn de goederen voor de veldpartners een aanleiding om contacten te leggen, te verdiepen en te werken aan een relatie. Het is hun innerlijke overtuiging om Gods liefde te laten schijnen en hen waar mogelijk te vertellen over ‘het goede nieuws’.
Holistisch of halvistisch
Nederlandse christenen zijn gul. Onderzoek liet twee jaar geleden zien dat de gemiddelde Nederland 16 euro per maand aan goede doelen geeft. Kerkgaande christenen geven gemiddeld 69 euro per maand weg. Maar gaat dit geld naar de zending of naar ontwikkelingswerk?
Er is veel om dankbaar om te zijn in het christelijke geefgedrag. Christenen geven zelfs nog iets meer aan niet-christelijke doelen dan niet-christenen, en daarnaast nog grotere bedragen aan kerken en christelijke organisaties geven. Kerkleden trekken zich niet terug in hun eigen wereldje, maar geven ook gul aan allerlei seculiere organisaties die zich inzetten voor een betere maatschappij (Bron: Trouw geven, eerlijk leven, door TNS Nipo, 2011). Kerkleden blijken het allermeest aan hun eigen kerk te geven, maar zelfs van dat geld wordt een behoorlijk deel doorgegeven om mensen in binnen- en buitenland te helpen. En daarnaast houden christenen met hun gulle gaven een heel scala aan christelijke organisaties in stand.
Voor de steun aan christelijke organisaties vond ik het interessant om eens te kijken naar hoe de verhouding ligt tussen zendings- en ontwikkelingswerk. Op de webstek van het CBF heb ik gekeken naar de jaarrekeningen en jaarverslagen van de grootste christelijke organisaties die op dit gebied actief zijn.
De grotere christelijke organisaties die zich bezighouden met ontwikkelingssamenwerking hebben allemaal grote budgetten. De ZOA 42 miljoen euro, Woord en Daad 30 miljoen, Dorcas 20 miljoen, Compassion 13 miljoen, Red een Kind 11 miljoen, World Vision 7 miljoen en Tear 7 miljoen. Daarnaast staan de organisaties die zending als tenminste één van de kerndoelstellingen hebben. Bij dat lijstje kwam ik uit bij Kerk in Actie met 28 miljoen euro, Open Doors 10 miljoen, de GZB 8 miljoen, De Verre Naasten 5 miljoen, Wycliffe Bijbelvertalers 5 miljoen, Operatie Mobilisatie 4 miljoen en de MAF 3 miljoen.
Als je die getallen bij elkaar optelt, zie je dat er ruim twee maal zoveel geld naar de organisaties voor ontwikkelingssamenwerking gaat. Maar het werkelijke onderscheid tussen zending en ontwikkelingssamenwerking is veel groter. Zo gaat bij Kerk in Actie maar 35% van het budget naar zending en de rest naar ontwikkelingssamenwerking en diaconaat. Ook bij de meeste andere zendingsorganisaties beslaan hulpprojecten een fors deel van het budget. Bedenk daarbij dat christenen ook nog eens fors bijdragen aan niet-christelijke hulporganisaties. Als dat allemaal wordt meegerekend, geven christenen naar ik schat gemiddeld acht keer zoveel geld voor ontwikkelingssamenwerking als voor zending. Deze situatie roept een aantal gedachten bij mij op.
Holistische aanpak
De eerste gedachte is dat ontwikkelingshulp duurder is dan zending, dus is het logisch dat er ook meer geld voor nodig is en voor gegeven wordt. Operatie Mobilisatie had 71 mensen in het buitenland zitten, maar deed dat met het redelijk beperkte budget van 4 miljoen euro. De kosten zitten in de uitgezonden mensen en zijn verder redelijk beperkt. Veel van de ontwikkelingsorganisaties zetten in op het sponsoren van kinderen en investeren veel geld in de omgeving van de kinderen om te helpen een goed bestaan voor hen op te bouwen. Dan geef je sneller veel uit. Maar acht keer? Moet het echt acht keer zijn?
Verder hebben veel christelijke organisaties het tegenwoordig over ‘een holistische aanpak’, waarbij de hele mens aan bod komt. Regelmatig wordt er door allerlei mensen gerefereerd aan een, overigens nooit bestaand hebbend, verleden waarbij christenen alleen aandacht voor de ziel hadden en niet voor het lichaam. De aandacht voor ontwikkelingssamenwerking wordt dan gepresenteerd als holistisch. Halvistisch zou echter een betere term zijn. De ontwikkelingsorganisaties beperken zich namelijk tot ontwikkelingssamenwerking. (Compassion is hierbij een uitzondering; zij heeft als nadrukkelijke doelstelling dat ieder gesponsord kind het Evangelie hoort.) De zendingsorganisaties zijn degenen die echt holistisch werken. Zij hebben aandacht voor de geestelijke kant, terwijl ze tegelijkertijd ook hulp verlenen.
Geen aandacht voor geestelijk leven
Professionalisering leidt tot ontchristelijking. Het is geweldig om te zien dat de ontwikkelingsorganisaties die vanuit christelijk Nederland zijn opgezet, zo goed en professioneel opereren. Maar ik vind het jammer dat dat gepaard gaat met het verlies van een holistische aanpak waarin ook aandacht is voor het geestelijke leven. Bij een organisatie als de ZOA is het mij volstrekt onduidelijk wat de christelijke identiteit toevoegt aan het werk dat gebeurt. Woord en Daad was een generatie geleden een mooie naam voor de beginnende organisatie. Inmiddels zou de naam Daad en Daad passender zijn.
De christelijke identiteit van de ontwikkelingsorganisaties loopt daarmee het risico meer een fondswervingsinstrument te zijn dan dat het betekenis heeft voor het werk dat wordt gedaan. In sommige vallen blijkt het ontstaan binnen de christelijke wereld voldoende garantie voor steun, ook al is er niets christelijks aan het werk te ontdekken. In andere gevallen wordt er nadrukkelijk een poging gedaan de christelijke bewogenheid van de organisatie en het christelijk geloof van de ontvangende partij naar voren te brengen, terwijl de inhoud van het werk evenzeer niets christelijks heeft. Soms wordt zelfs het etiket ‘zending’ geplakt op iets dat alleen ontwikkelingssamenwerking is. Het mag allemaal, maar enthousiast kan ik er niet van worden.
De echte zending, de verkondiging van het Evangelie aan hen die de Here Jezus nog niet kennen, dreigt in al het ontwikkelingssamenwerkingsgeweld onder te sneeuwen. Dat mag niet gebeuren. Hoeveel waardering ik ook heb voor ontwikkelingssamenwerking, ik geloof niet dat het een teken van een gezond geestelijk leven is dat Nederlandse christenen acht keer zoveel geven voor het lenigen van materiële als van geestelijke nood.
Niet bij brood alleen
‘Wat baat het een mens als hij de hele wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt?’ Dat is een heel onholistische vraag. Hij zou inmiddels heel wat hoofdschuddende reacties oproepen als Degene die hem stelde niet zo’n gezag in onze kring genoot. Misschien moeten we de volgende keer dat we onze giften overmaken die vraag nog eens goed op ons in laten werken voordat we op ‘verzenden’ klikken. Hopelijk zullen organisaties als Open Doors, de GZB, De Verre Naasten, Wycliffe en al die organisaties die in hun werk duidelijk laten zien dat ze weten dat de mens niet bij brood alleen leeft, dat merken op hun bankrekening.
Dit artikel verscheen eerder in De Oogst, het maandblad van stichting Tot Heil des Volks. Lees meer over het werk van Martin Visser, kerkplanter in Thailand | Lees eerder het artikel over de plus van evangelisatie én ontwikkelingshulp
Onlangs schreef Martin Visser, Zendeling voor OMF onderstaand artikel getiteld: ‘Holistisch of halvistisch?’en gaat over het verschil tussen de termen ‘ontwikkelingshulp’ en ‘zending’. GAiN wil beide elementen binden en gebruikt ontwikkelingshulp om waar mogelijk over Jezus te vertellen. Dat gebeurt bij rampgebieden zoals de Filippijnen, bij het Water for Life programma en waar mogelijk bij de afdeling logistiek. In onze pay off staat: GAiN (…) die (nood)hulp en evangelisatie combineert.
GAiN doneert goederen aan ‘veldpartner’ (plaatselijke stichtingen in het buitenland) met een christelijke identiteit. Hierbij zijn de goederen voor de veldpartners een aanleiding om contacten te leggen, te verdiepen en te werken aan een relatie. Het is hun innerlijke overtuiging om Gods liefde te laten schijnen en hen waar mogelijk te vertellen over ‘het goede nieuws’.
Holistisch of halvistisch
Nederlandse christenen zijn gul. Onderzoek liet twee jaar geleden zien dat de gemiddelde Nederland 16 euro per maand aan goede doelen geeft. Kerkgaande christenen geven gemiddeld 69 euro per maand weg. Maar gaat dit geld naar de zending of naar ontwikkelingswerk?
Er is veel om dankbaar om te zijn in het christelijke geefgedrag. Christenen geven zelfs nog iets meer aan niet-christelijke doelen dan niet-christenen, en daarnaast nog grotere bedragen aan kerken en christelijke organisaties geven. Kerkleden trekken zich niet terug in hun eigen wereldje, maar geven ook gul aan allerlei seculiere organisaties die zich inzetten voor een betere maatschappij (Bron: Trouw geven, eerlijk leven, door TNS Nipo, 2011). Kerkleden blijken het allermeest aan hun eigen kerk te geven, maar zelfs van dat geld wordt een behoorlijk deel doorgegeven om mensen in binnen- en buitenland te helpen. En daarnaast houden christenen met hun gulle gaven een heel scala aan christelijke organisaties in stand.
Voor de steun aan christelijke organisaties vond ik het interessant om eens te kijken naar hoe de verhouding ligt tussen zendings- en ontwikkelingswerk. Op de webstek van het CBF heb ik gekeken naar de jaarrekeningen en jaarverslagen van de grootste christelijke organisaties die op dit gebied actief zijn.
De grotere christelijke organisaties die zich bezighouden met ontwikkelingssamenwerking hebben allemaal grote budgetten. De ZOA 42 miljoen euro, Woord en Daad 30 miljoen, Dorcas 20 miljoen, Compassion 13 miljoen, Red een Kind 11 miljoen, World Vision 7 miljoen en Tear 7 miljoen. Daarnaast staan de organisaties die zending als tenminste één van de kerndoelstellingen hebben. Bij dat lijstje kwam ik uit bij Kerk in Actie met 28 miljoen euro, Open Doors 10 miljoen, de GZB 8 miljoen, De Verre Naasten 5 miljoen, Wycliffe Bijbelvertalers 5 miljoen, Operatie Mobilisatie 4 miljoen en de MAF 3 miljoen.
Als je die getallen bij elkaar optelt, zie je dat er ruim twee maal zoveel geld naar de organisaties voor ontwikkelingssamenwerking gaat. Maar het werkelijke onderscheid tussen zending en ontwikkelingssamenwerking is veel groter. Zo gaat bij Kerk in Actie maar 35% van het budget naar zending en de rest naar ontwikkelingssamenwerking en diaconaat. Ook bij de meeste andere zendingsorganisaties beslaan hulpprojecten een fors deel van het budget. Bedenk daarbij dat christenen ook nog eens fors bijdragen aan niet-christelijke hulporganisaties. Als dat allemaal wordt meegerekend, geven christenen naar ik schat gemiddeld acht keer zoveel geld voor ontwikkelingssamenwerking als voor zending. Deze situatie roept een aantal gedachten bij mij op.
Holistische aanpak
De eerste gedachte is dat ontwikkelingshulp duurder is dan zending, dus is het logisch dat er ook meer geld voor nodig is en voor gegeven wordt. Operatie Mobilisatie had 71 mensen in het buitenland zitten, maar deed dat met het redelijk beperkte budget van 4 miljoen euro. De kosten zitten in de uitgezonden mensen en zijn verder redelijk beperkt. Veel van de ontwikkelingsorganisaties zetten in op het sponsoren van kinderen en investeren veel geld in de omgeving van de kinderen om te helpen een goed bestaan voor hen op te bouwen. Dan geef je sneller veel uit. Maar acht keer? Moet het echt acht keer zijn?
Verder hebben veel christelijke organisaties het tegenwoordig over ‘een holistische aanpak’, waarbij de hele mens aan bod komt. Regelmatig wordt er door allerlei mensen gerefereerd aan een, overigens nooit bestaand hebbend, verleden waarbij christenen alleen aandacht voor de ziel hadden en niet voor het lichaam. De aandacht voor ontwikkelingssamenwerking wordt dan gepresenteerd als holistisch. Halvistisch zou echter een betere term zijn. De ontwikkelingsorganisaties beperken zich namelijk tot ontwikkelingssamenwerking. (Compassion is hierbij een uitzondering; zij heeft als nadrukkelijke doelstelling dat ieder gesponsord kind het Evangelie hoort.) De zendingsorganisaties zijn degenen die echt holistisch werken. Zij hebben aandacht voor de geestelijke kant, terwijl ze tegelijkertijd ook hulp verlenen.
Geen aandacht voor geestelijk leven
Professionalisering leidt tot ontchristelijking. Het is geweldig om te zien dat de ontwikkelingsorganisaties die vanuit christelijk Nederland zijn opgezet, zo goed en professioneel opereren. Maar ik vind het jammer dat dat gepaard gaat met het verlies van een holistische aanpak waarin ook aandacht is voor het geestelijke leven. Bij een organisatie als de ZOA is het mij volstrekt onduidelijk wat de christelijke identiteit toevoegt aan het werk dat gebeurt. Woord en Daad was een generatie geleden een mooie naam voor de beginnende organisatie. Inmiddels zou de naam Daad en Daad passender zijn.
De christelijke identiteit van de ontwikkelingsorganisaties loopt daarmee het risico meer een fondswervingsinstrument te zijn dan dat het betekenis heeft voor het werk dat wordt gedaan. In sommige vallen blijkt het ontstaan binnen de christelijke wereld voldoende garantie voor steun, ook al is er niets christelijks aan het werk te ontdekken. In andere gevallen wordt er nadrukkelijk een poging gedaan de christelijke bewogenheid van de organisatie en het christelijk geloof van de ontvangende partij naar voren te brengen, terwijl de inhoud van het werk evenzeer niets christelijks heeft. Soms wordt zelfs het etiket ‘zending’ geplakt op iets dat alleen ontwikkelingssamenwerking is. Het mag allemaal, maar enthousiast kan ik er niet van worden.
De echte zending, de verkondiging van het Evangelie aan hen die de Here Jezus nog niet kennen, dreigt in al het ontwikkelingssamenwerkingsgeweld onder te sneeuwen. Dat mag niet gebeuren. Hoeveel waardering ik ook heb voor ontwikkelingssamenwerking, ik geloof niet dat het een teken van een gezond geestelijk leven is dat Nederlandse christenen acht keer zoveel geven voor het lenigen van materiële als van geestelijke nood.
Niet bij brood alleen
‘Wat baat het een mens als hij de hele wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt?’ Dat is een heel onholistische vraag. Hij zou inmiddels heel wat hoofdschuddende reacties oproepen als Degene die hem stelde niet zo’n gezag in onze kring genoot. Misschien moeten we de volgende keer dat we onze giften overmaken die vraag nog eens goed op ons in laten werken voordat we op ‘verzenden’ klikken. Hopelijk zullen organisaties als Open Doors, de GZB, De Verre Naasten, Wycliffe en al die organisaties die in hun werk duidelijk laten zien dat ze weten dat de mens niet bij brood alleen leeft, dat merken op hun bankrekening.
Dit artikel verscheen eerder in De Oogst, het maandblad van stichting Tot Heil des Volks. Lees meer over het werk van Martin Visser, kerkplanter in Thailand | Lees eerder het artikel over de plus van evangelisatie én ontwikkelingshulp